Hennie Kuiper Kampioen Wilskracht

e-book preview

Lees hier een volledig hoofdstuk uit Hennie Kuiper Kampioen Wilskracht: "Monument 3: Parijs Roubaix 1983".
Beschikbaar als e-book via jouw favoriete online (boeken)webshops, zoals Kobo of Bol.com.

- terug naar kampioenwilskracht.nl

MONUMENT

3

Parijs-Roubaix 1983

HENNIE’S RESULTATEN

1973

31 op 27:36

1974

42 op 23:46

1975

29 op 16:28

1976

4 in dezelfde tijd

1977

10 op 1:39

1978

6 op 4:26

1979

3 op 0:40

1980

14 op 10:38

1981

6 in dezelfde tijd

1982

15 op 2:38

1983

1

1984

9 op 6:16

1985

8 op 3:30

1987

11 op 3:12


Tien keer is Hennie Kuiper aan de startlijn verschenen voor de koningsklassieker Parijs-Roubaix wanneer hij zich op 10 april 1983 meldt voor zijn elfde editie. Parijs-Roubaix beschouwt Kuiper al jaren als ‘zijn’ koers. De tocht door de Hel van het Noorden bevat alle ingrediënten voor een toernooiveld waar hij van houdt. Zo’n beproeving kan alleen een coureur met een onvoorstelbaar doorzettingsvermogen en een al even onvoorstelbare wilskracht doorstaan.
De afstand – doorgaans ergens tussen de 255 en 265 kilometer – is groot genoeg om de minder getalenteerden bij voorbaat uit te schakelen. Het parcours dat voor een groot deel – zo’n zestig kilometer – over rauwe steenklompen leidt, mat de coureurs af. Parijs-Roubaix rijden, is pijn lijden. Het gehotsebots over de kasseien teistert de gewrichten. De polsen, het zitvlak en natuurlijk de benen worden extreem op de proef gesteld. Het weer speelt niet zelden een beslissende rol, vooral wanneer het geregend heeft en de modder van de beslijkte akkers over de weg schuift. Renners krijgen door de opspattende aardkluiten lemen maskers, vallen, tieren, staan weer op, zetten schier onvermoeibaar een achtervolging in. Altijd maar weer. Steeds opnieuw.

En toch... Er is een categorie coureurs die Parijs-Roubaix boven iedere andere koers stelt. Neem Jan Janssen, in 1967 winnaar van die koers – drie jaar na Peter Post, die met een lange tijd onovertroffen recordgemiddelde van 45.129 kilometer per uur, als eerste Nederlander triomfeerde. Janssen eindigde in 1964 als achtste en weet wel waarom het dat jaar eerder zo verschrikkelijk hard ging. ‘We hadden windkracht 7, soms 8 pal in de rug.’

‘In 1967 was het anders,’ herinnert Janssen zich. ‘Het weer was slecht, veel regen, een groot aantal lekke banden en valpartijen. Ik bleef overeind. Het was een afvalkoers. We gingen met tien man de finale in. Op de wielerbaan van Roubaix won ik de sprint, mede dankzij de ervaring die ik op de winterbaan had opgedaan.’ Voor Jan Janssen is de triomf in Parijs-Roubaix een van de pareltjes op zijn erelijst.

Hennie is een liefhebber van de koers, die hij tot die 10de april 1983 nog nooit zegevierend kon beëindigen. Hij weet nog van 1973, zijn eerste Parijs-Roubaix in het shirt van de bescheiden Ha-Ro-ploeg. ‘Het was een opwindende en loodzware ervaring. Nu eens reed ik alleen, dan weer zat ik met anderen in een groepje. Ik had geen idee in welke positie ik koerste, maar die Fransen bleven mij maar aanmoedigen. “Allez, mon petit.” Ik dacht dat ze dat alleen voor mij deden. Later begreep ik dat ze iedereen toejuichten. Het was heel slecht weer, maar opgeven deed ik niet.’ Wanneer hij bijna een half uur na winnaar Eddy Merckx, in het spoor van Luis Ocaña de wielerbaan bereikt, maken de suppoosten al aanstalten om de poort te sluiten. Maar het maakt Hennie niets uit. Hij is apetrots dat hij in Roubaix is gearriveerd in het spoor van de groten. Op eerbiedige afstand, dat wel, maar toch.

‘Ik reed voor God en vaderland weg’

Een jaar later, in Parijs-Roubaix, neemt hij met de Belg Staf Van Roosbroeck het initiatief voor een lange vlucht. ‘Waarom? Omdat ik het mooi vond. Ik dacht helemaal niet aan winnen of aan kort rijden. Neen, ik vond het prachtig om in zo’n koers lang in de spits te rijden. Je krijgt applaus, je wordt aangemoedigd. En dan krijg ik kippenvel. Doen ze dat voor mij? Ik heb niet altijd gereden om te winnen. Ik deed gekke dingen, omdat ik ervan genoot.’ In 1975 doet hij hetzelfde. Hij koerst maar wat door die gevreesde Hel, zonder plan, zonder idee achter zijn vluchtpogingen. ‘Ik reed voor God en vaderland weg. Ik zag wel hoever ik kwam.’

In ‘76 wordt het serieuzer, veel serieuzer. Hij draagt de regenboogtrui van de wereldkampioen en hij vindt dat hij het aan zijn nieuwe status verplicht is om zich in de frontlinie te manifesteren. ‘Ze vroegen zich in België nog altijd af of ik wel een waardig wereldkampioen was. Nou, wanneer je mij echt wilt prikkelen, moet je zoiets zeggen.’ Hij is van nature erg bedeesd. ‘Wanneer ik bij een vliegreis de koffer van de band moest halen, was ik vaak de laatste. Even later moet je toch vaak wachten. Wat heeft het dan voor zin om je naar voren te knokken om je koffer iets eerder van de band te halen. Maar wanneer je mij tergt, antwoord ik wel met de benen. Zoals ik deed in Parijs-Roubaix 1976.’
Kuiper koerst attent, rijdt in vijfde positie en ziet dan dat Walter Godefroot het tempo de hoogte in jaagt. ‘Ik dacht: de groep gaat breken. En ja hoor. We waren met vijf man weg. Godefroot kreeg een lekke band. Vanaf dat moment waren we nog met vier: Francesco Moser, Roger De Vlaeminck, Marc Demeyer en ik.’
Hij eindigt bijna als vanzelfsprekend als laatste van het kwartet: maar dan al blijkt dat Kuipertje ook in de koningsklassieker tot een hoofdrol in staat is. Hij laat dat in de volgende edities van Parijs-Roubaix vaker zien. Na zijn drie jaren dat hij ‘voor God en vaderland’ reed, is hij tot 1983 slechts twee keer niet bij de eerste tien: in 1980 en in 1982.

Overigens is hij in 1984 (9) en 1985 (8) gewoon weer in de top tien. In 1987 valt hij net buiten de boot: 11de. Het is dat Kuiper in 1986 en 1988 niet mee kan doen vanwege blessures. Anders zou hij nog vaker bij de eerste tien zijn geëindigd. Vooral in 1988, zijn laatste profjaar, is hij goed op de dreef in de voorjaarsklassiekers. Na een framebreuk op de Paterberg in de Ronde van Vlaanderen krijgt hij een fiets die hem niet past. Hij forceert zich en loopt een blessure aan het zitvlak op waardoor hij een week later niet aan Parijs-Roubaix kan deelnemen.

Vol spanning

In 1979 bereikt Hennie Kuiper het erepodium. Hij eindigt als derde na een koers die hem doet inzien dat hij nòg Spartaanser moet trainen dan hij al doet, wil hij Parijs-Roubaix ooit winnen. In de finale koerst hetzelfde kwartet als in 1976: De Vlaeminck, Moser, Demeyer en Kuiper. Eerst rijdt De Vlaeminck lek en vervolgens Demeyer. Moser en Kuiper aan de leiding, maar dan voelt Kuiper een band langzaam leeglopen. Hij wacht tot zijn ploegleider, Maurice De Muer, hem komt depanneren.
Hij zit zo vol spanning dat hij zijn fiets optilt en in de akkers smijt. Wanneer hij goed en wel op de fiets zit, wordt hij achterhaald door De Vlaeminck. ‘Die man reed zo verschrikkelijk hard dat ik maar één keer kop kon overnemen. Toen besefte ik: ik zal nog veel harder moeten trainen.’

Verlangen-Geloven-Doen. Het heilige mantra speelt weer door Hennie’s hoofd. Het Verlangen om Parijs-Roubaix nu eens echt te winnen, wordt daar geboren. Het Geloof dat hij dat echt kan, is na zijn derde plek gegroeid. Het Doen is een kwestie van wachten op de ideale kans.

Drie jaar later, in 1982, is hij helemaal klaar voor het ‘Doen’. Hij heeft de training tot het uiterste doorgedreven. Vanaf de eerste kilometer voelt hij: dit kan mijn dag worden. Ik heb goede benen en ik voel mij sterk. Overmoedig als hij is, maakt hij vervolgens een kapitale fout. Bij de bevoorrading wimpelt Kuiper het etenszakje grootmoedig af met een air van: ‘Dat heb ik niet nodig’. Vervolgens verliest hij even iets van zijn concentratie en stuurt recht over een scherpe steen: lekke band. Geen nood. Nieuw wiel. ‘Het ging zo gemakkelijk: ik reed fluitend terug naar de spits. Maar toen was het ook meteen gebeurd. Ik had het gevoel dat er iemand continu aan mijn zadel hing. Ik kreeg een ram van de honger en ben uiteindelijk als vijftiende geëindigd.’ Hoogste tijd voor het ‘Doen’.

image

Beroepsernst garandeert dat Hennie Kuiper zich al vroeg in het jaar 1983 klaarstoomt voor de belangrijke doelen, zoals hier tijdens de Interclubcross in Heerle (tussen Bergen op Zoom en Roosendaal). Wat hij in het veld opbouwt aan weerstand en stuurmanskunst zal hem in Parijs-Roubaix uitstekend van pas komen

image

In 1983 laat Hennie Kuiper zich meteen sterk zien. Hij rijdt een verdienstelijke proloog in Parijs-Nice en wordt tiende, 11 seconden achter winnaar en ploegmaat Eric Vanderaerden

image

En ze zijn los! Francesco Moser houdt een straf tempo aan. Gilbert Duclos-Lassalle volgt. Dan Hennie Kuiper. Dan Marc Madiot. Dan Stephen Roche. Dan Alain Bondue. Dan Ronan De Meyer

image

Modder. Smurrie. Bagger. Derrie. Blubber. Moor. Slijk en krot en prut en drek. Het ligt er allemaal in Parijs-Roubaix 1983…

image

Cruciaal breekpunt in de wedstrijd. Francesco Moser en Gilbert Duclos-Lassalle trekken vol door wanneer achter hen Alain Bondue, Patrick Versluys, Ronan De Meyer en Marc Madiot de kasseien van dichtbij gaan bekijken. Kuiper kan een val vermijden, maar moet met een voet aan de grond wachten tot hij de achtervolging op Moser en Duclos-Lassalle kan inzetten

Meer gedreven dan ooit

Vanaf de eerste dag van het jaar 1983 heeft Hennie maar één doel: Parijs-Roubaix. Hij beult zich af in eindeloze trainingssessies. Kuiper is toch al niet zuinig met zijn inspanningen, maar nu is hij gedreven als nooit tevoren. Toch dreigt sponsordirecteur Aernoudt de ultieme voorbereiding te verstoren.

Dat heeft alles te maken met de semiklassieker Gent-Wevelgem, die in die jaren het tussenpunt vormt tussen de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Dus de eerste zondag van april de Ronde van Vlaanderen, de daaropvolgende zondag Parijs-Roubaix en tussen die twee koersen, op de woensdag, Gent-Wevelgem, een wedstrijd waarin vooral de sprinters aan bod komen.
Nu wil het geval dat het gigantische meubelpaleis van de sponsor aan de route van Gent-Wevelgem ligt. Het is voor Jacky Aernoudt dè kans om te pronken met zijn professionele wielerploeg. Hij verwacht al zijn sterren aan zijn paleis te zien voorbijtrekken. Dus verordonneert hij de ploegleiding met de sterkst mogelijke formatie in Gent aan de start te verschijnen.
José De Cauwer tekent protest aan. ‘Kuiper moet zondag goed presteren in Parijs-Roubaix en in de voorbereiding past geen Gent-Wevelgem. Wat heeft hij daar als niet-sprinter te zoeken?’ Aernoudt houdt vol. ‘En toch wil ik Kuiper in de ploeg zien.’ En weer weigert José. Het gaat nog even zo door, maar De Cauwer blijft bij zijn weigering. ‘Dan zie ik je maandag op mijn kantoor,’ antwoordt de directeur dreigend. De Cauwer haalt zijn schouders op. Hij heeft vooralsnog gewonnen, nu Hennie nog. Op de dag van Gent-Wevelgem legt Kuiper in een zeven uur lange training er voor zichzelf de zweep over. Op een grote versnelling koerst hij door het Zeeuwse land. Een dag later herhaalt hij die onmenselijk zware exercitie. Wanneer hij thuiskomt, kan hij van vermoeidheid de voordeur bijna niet meer open krijgen. Hij doucht, werkt een maaltijd naar binnen en zijgt volkomen uitgewoond op zijn bed neer. Wanneer José hem belt, zegt hij: ‘Ik ben helemaal kapot.’ ‘Prima,’ antwoordt zijn ploegleider. ‘Zondag zul je goed zijn. Je hebt nog twee dagen om uit te rusten. Kruip maar in je bed, dan komt het wel goed.’

DE KASSEISTROKEN VAN PARIJS-ROUBAIX 1983

81ste editie
Start: Compiègne
Aankomst: Vélodrome de Roubaix
274 km
Aantal kasseistroken: 33
Totale lengte: 53,7 kilometer

2900 meter

Neuvilly > Inchy

200 meter

Viesly

1800 meter

Viesly > Quiévy

3700 meter

Quiévy

1600 meter

Saint-Python

1300 mete

Saulzoir > Verchain Maugré

1700 meter

Verchain > Quéréniang

1300 meter

Quérénaing > Artres

2900 meter

Artres > Aulnoy les Valenciennes

2400 meter

Foret d’Arenberg

1700 meter

Wallers

2900 meter

Erre > Wandignies Hamage

2300 meter

Marchiennes > Brillon

2400 meter

Tilloy > Sars-et-Rosières

1100 meter

Orchies (Chemin des Prières)

600 meter

Orchies (Chemin des Abattoirs)

3100 meter

Auchy > Bersée

3000 meter

Bersée > Mons en Pévèle

200 meter

Phalempin

700 meter

Phalempin

1800 meter

Phalempin > Martinsart

1100 meter

Martinsart

400 meter

Avelin

1100 meter

Avelin > Antroeuilles

1400 meter

Le Pont-Thibaut > Ennevelin

500 meter

Le Pont-Thibaut > Ennevelin

1600 meter

Cysoing > Bourghelles

800 meter

Wannehain > Camphin en Pévèle

1900 meter

Ferme de Creplaine > Camphin

2300 meter

Carrefour de l’Arbre

1100 meter

Carrefour > Gruson

400 meter

Gruson

1500 meter

Chéreng > Hem


Bos van Wallers

Het weer belooft niet veel goeds voor deze Parijs-Roubaix. Vanuit de kasseistroken in de Hel sijpelen berichten door over doorweekte akkers, beslijkte wegen en gestaag vallende regen. Het peloton maakt zich op voor een zware dag. Coureurs van Aernoudt rijden als een beschermend schild rond Hennie Kuiper. Hij moet zijn krachten zoveel mogelijk sparen, in ieder geval tot het Bos van Wallers, waar traditiegetrouw de eerste grote schifting wordt doorgevoerd.
Die onmogelijke kasseistrook, die inderdaad dwars door een bos loopt, is er ingebracht door de oud-coureur Jean Stablinski, een Fransman van Poolse origine. Ooit was het gezin Stablewski – zo werd de familienaam oorspronkelijk gespeld – vanuit Polen naar de mijnstreek in het noorden van Frankrijk getrokken, op zoek naar een beter leven. De kleine Jean werd als 14-jarige de mijnen in gestuurd, ontdekte later de wielersport en groeide vervolgens uit tot een coureur, die wereldkampioen werd in 1962, etappes won in Tour, Vuelta en Giro, vier keer tot Frans nationaal kampioen op de weg werd gekroond, en die ook nog eens de Amstel Gold Race op zijn naam schreef. Kortom: een coureur van standing.

Als coureur had hij de streek rond Roubaix goed leren kennen. Beroemde kasseistroken uit de Hel zoals Carrefour de l’Arbre, Cysoing en Mons-en-Pévèle kende hij uit eigen ervaring. Hij koerste op wegen, die boven de mijnen liggen, waarin hij zelf had gewerkt. Het is er niet mooi, maar je wordt er wel coureur.

Na zijn carrière had hij een gouden tip voor Albert Bouvet, bij l’Équipe medeverantwoordelijk voor het uittekenen van het parcours. ‘Ga eens kijken bij La Drève des Boules d’Herin,’ raadde hij de organisatie van de helletocht aan. De organisatie was meteen verkocht. Sinds 1968 is het Bos van Wallers, want daar gaat het hier om, vrijwel ieder jaar in het parcours opgenomen. La Drève des Boules d’Herin is 2,4 kilometer lang en draagt op de officiële parcourskaart de naam Trouée d’Arenberg. De kasseistrook wordt door het peloton gevreesd. Wie bij het binnenrijden van het Bos niet bij de eerste groep zit, kan het voor de rest van de dag vergeten. Het is – vooral bij slecht weer – een inferno van vallende renners, gebroken frames, van vloekende en tierende coureurs en vooral van veel leed. In 1998 bijvoorbeeld brak Johan Museeuw er een knieschijf en drie jaar later de Fransman Philippe Gaumont zijn dijbeen.

In 1983 rijdt het peloton zoals gewoonlijk in volle galop naar de beruchte kasseistrook toe. Kuipers ploegmaat Adrie van der Poel informeert of ze bijna bij het bos zijn. ‘Het duurt nog even,’ luidt het antwoord, maar amper honderd meter verder, ziet hij dat hij zich vergist heeft. Een roestige overwegboom hangt boven het spoorlijntje waarover in vroeger tijden de kolen werden vervoerd. Die overwegboom vormt zo ongeveer de markering van de ingang van het bos. Hennie rijdt snel naar voren, sluit aan bij de eerste groep van ongeveer twintig coureurs die over de kasseistrook davert. Adrie is net te laat en ziet met lede ogen de eerste groep voor zich wegrijden.

image

Kuiper, Moser en Duclos-Lassalle: het is koers!

image

Hennie Kuiper alleen en vastberaden. Zeer vastberaden. Zeer, zeer vastberaden

Erkende keienspecialisten

Ook nu weer het gebruikelijke tafereel van stuiterende renners, van verwrongen wielen en zelfs gebroken frames. Zestien renners overleven de eerste climax van de Hel. Daar zitten erkende keienspecialisten bij als Francesco Moser, Marc Madiot, Gilbert Duclos-Lassalle, Stephen Roche, de regionale favoriet Alain Bondue, Ronan De Meyer en ja, ook Hennie Kuiper.
‘Er vielen continu mannen af,’ weet Hennie. ‘Na het Bos was het ieder voor zich en dat was iets dat mij wel ligt. Door mijn ervaring met veldrijden, heb ik altijd goed op kasseien kunnen rijden. Moser en Duclos sprintten steeds om als eerste een nieuwe kasseistrook op te kunnen draaien, maar ik liet ze begaan. Dat sprintje kon ik toch niet winnen. En ik voelde mij zo sterk dat ik dacht: weg komen doen ze toch niet.’ Vervolgens draait het groepje een bemodderde kasseistrook op. Een renner gaat onderuit, er vallen anderen overheen. Bondue, Patrick Versluys, Demeyer en Madiot zijn de slachtoffers. Kuiper die iets achter de groep rijdt, ziet het gebeuren, kan tijdig stoppen, zet een voet aan de grond en wacht tot de gevallen coureurs overeind zijn gekrabbeld, hun fiets weer in de goede richting hebben gezet en op weg gaan. Hennie: ‘Ik rijd erlangs en zie in de verte Moser en Duclos vol gas weg rijden. Ik ben er in mijn eigen tempo naar toe gereden en nadien hebben Ronan De Meyer en Madiot nog aansluiting gevonden.’

Dan is het de beurt van Hennie Kuiper om onderuit te gaan. Op een spekgladde kassei voelt hij de fiets wegglijden. Madiot, die achter hem rijdt, kan hem nog net ontwijken. ‘Ik ben geen moment in paniek geraakt, heb de fiets opgeraapt en ben aan een achtervolging op de kopgroep begonnen, begeleid door een wagen van de Franse televisie. Die journalisten namen de verschillen op tussen de kopgroep en mij. Ik liep heel hard op die eerste mannen in.’ Het hart klopt Hennie in de keel. Hij nadert de kopgroep. Alles in zijn enthousiaste lijf schreeuwt: erop en erover. ‘Maar ik heb toen tegen mezelf gezegd: rustig Hennie. Kalm blijven.’

image

Hennie Kuiper heeft afstand genomen van de concurrentie, maar in de achtergrond is mecanicien Gilbert Cattoir er nog niet gerust op. Hij hangt preventief buiten de wagen om te kunnen ingrijpen. Dat is lastig doordat de reservefiets van Kuiper in het midden van het dak staat. Cattoir wil de fietsen van plek verwisselen, maar ploegleider Fred De Bruyne sust: ‘We zijn er zo…’

image

Hennie Kuiper in zijn karakteristieke stijl – scheef op de fiets – draait in de finale van Parijs-Roubaix 1983 de gashendel vol open

Carrefour de l’Arbre

Hij heeft zichzelf beloofd met zijn aanval te wachten tot Carrefour de l’Arbre, die gemene kasseistrook, die door Bernard Hinault als zwaarder dan het Bos van Wallers wordt getypeerd. Het moet niet gaan als het jaar voordien toen hij vergat te eten, een hongerklop kreeg en op een anonieme vijftiende plek eindigde. Dat schreeuwde om wraak, wraak op zichzelf. En het moment was nu gekomen.
‘Ik had deze keer niet het parcours verkend. Ik wist wel wat mij te wachten stond. In de dagen dat ik na de slopende trainingen rustte, heb ik via de video alles nog eens bekeken. Ik wist wat ik moest doen.’ Hennie sluit aan bij het groepje van vier, dat eendrachtig samenwerkt om de kloof met eventuele achtervolgers te vergroten.

En dan komt Carrefour de l’Arbre, de plaats waar het moet gebeuren.

Hij schakelt naar een grote versnelling rijdt naar de kop en heeft Duclos-Lassalle in zijn wiel. Hennie demarreert niet, neen, hij geeft steeds een tikkeltje meer gas. Tergend langzaam, maar ook onweerstaanbaar rijdt hij weg van zijn medevluchters. Meter voor meter wint hij terrein. De mannen achter hem happen naar adem.
De diesel-Kuiper dendert voort, in één monotoon, strak tempo. Hij koerst op de power en heel overtuigend. De kasseien zijn spekglad, maar Hennie kiest zelfbewust zijn pad; nu eens midden op de rug van de kasseienweg, dan weer op een minuscuul asfaltstrookje dat de rauwe steenklompen scheidt van de doorweekte akkers. Hij koerst langs de populierenrij, rijdt voorbij het cafeetje, waar hij weer van de kasseien af moet. De voorsprong groeit. Is Hennie dan toch op weg naar een zege in zijn lievelingsklassieker?
Dan, op de allerlaatste kasseistrook nabij Hem, draait de weg naar rechts. Kuiper stuurt naar de overkant naar de smalle strook asfalt naast de kasseien. In een flits ziet hij iemand geknield zitten met een camera. Hij gokt erop dat de man opzij zal springen, maar de man heeft slechts aandacht voor de wereldplaat die hij hoopt te schieten. Dan zit er niets anders op dan door die plas te rijden. Hij stuurt, voelt de fiets naar beneden gaan. Er zit een gat in de weg, volgelopen met water. Het achterwiel bonkt er doorheen. Vijf, zes meter verder blokkeert het wiel. In volle finale staat hij stil, terwijl hij de achtervolgers in zijn nek voelt hijgen.
De tv-kijkers – zeker die in Nederland – slaken een kreet van afschuw. Ooooohhh… Wat een ramp! Hennie kijkt naar de fiets, ziet dat door de klap in de kuil de band van de velg is gelopen en ergens tussen de rem en de velg zit geklemd. Hij laat de fiets in de berm vallen.

Een fiets moet hij hebben! Een nieuwe fiets!

Die fiets staat op de auto van ploegleider Fred De Bruyne. Drie reservefietsen staan op het dak gemonteerd: van Eric Vanderaerden, in pole position aan de rechterkant, van Adrie van der Poel aan de linkerkant en van Hennie Kuiper op de minst gunstige plaats: in het midden. Het duurt immers langer om een fiets te pakken die in het midden staat, dan die aan een van de buitenkanten. Dus krijgt de fiets van de renner van wie het minst wordt verwacht de middelste positie op de auto.

Gilbert Cattoir

De Vlaming Gilbert Cattoir is de mecanicien van dienst. In overleg met ploegleider Fred De Bruyne heeft hij de posities van de fietsen bepaald. ‘Fred en ik hadden gezegd: we plaatsen de fiets van Kuiper in het midden. Die heeft dit seizoen nog niet zo goed gereden. Dat Kuiper zo goed was, wist assistent De Cauwer wel, maar wij niet.’ De mecanicien probeert nog tijdens de koers de situatie te veranderen. ‘Ik zeg tegen Fred toen Hennie ontsnapt was, verdomme die fiets van Kuiper staat op een ongunstige plek. Laten we wisselen.’ Maar Fred wimpelt het weg met: ‘Laat maar, we zijn er zo.’

Een paar kilometer verder is het raak. ‘Staat daar diejen man met zijnen Kodak, nondeju.’

De wagen is niet onmiddellijk ter plaatse. Er zitten nog twee volgwagens tussen Kuiper en de materiaalwagen van De Bruyne. Er gaan kostbare seconden verloren. Hennie kijkt ongeduldig waar de auto blijft. Boordevol adrenaline klapt hij driftig in de handen, een beeld dat beklijft in het geheugen van alle wielerliefhebbers. Er is geen sprake van paniek, wel van de noodzaak tot snel handelen.
Paniek is er wel bij ploegleider De Bruyne. Mecanicien Cattoir grist eerst twee wielen van het dak, maar ziet vervolgens dat Hennie geen wielen, maar een fiets nodig heeft. De Bruyne trekt de wielen uit de handen van zijn mecanicien, rent naar de fiets toe en begint verwoed aan het frame en de vastgelopen band te rukken.
Gelukkig houdt Cattoir het hoofd koel en handelt razendsnel. ‘Ik haalde die fiets van het dak tussen de andere uit, en ben zo snel mogelijk naar Hennie gerend, die mij zag aankomen. Snel… snel… snel...’
Het zijn adembenemende seconden, die betrokkenen, toeschouwers en tv-kijkers hartkloppingen bezorgen. Ze willen Hennie wel vooruit kìjken. Verdomme, sneller, want zo komen Moser en consorten eraan! Seconden lijken minuten. In werkelijkheid duurt de hele operatie vanaf het moment dat Hennie door de kuil rijdt, totdat hij een dikke honderd meter verderop zich op het asfalt weer op gang heeft getrokken welgeteld 49 seconden. De grote held: Gilbert Cattoir.

EEN RECONSTRUCTIE AAN DE HAND VAN DE TV-BEELDEN

00 seconden

Hennie rijdt in de put

05 seconden

Hennie van de fiets. Ziet dat de tube van de velg is gelopen

07 seconden

Hennie ziet dat het hopeloos is, laat de fiets in de berm vallen

08 seconden

Hennie klapt driftig in de handen. Waar blijft de volgauto?

17 seconden

De Bruyne komt met wielen. Rukt aan achterwiel en tube

27 seconden

Cattoir arriveert met nieuwe fiets

28 seconden

Hennie zit op de fiets. Cattoir duwt hem aan, blijft al hollend duwen. ‘Duwen, duwen,’ moedigt Kuiper hem aan

33 seconden

Hennie en de duwende Cattoir moeten om een motorrijder heen, die op het smalle asfaltstrookje geparkeerd staat

39 seconden

Cattoir blijft uit alle macht duwen. Hennie schakelt naar een zwaardere versnelling en trekt in één vloeiende beweging het riempje van zijn rechtertoeclip aan

42 seconden

Hennie verlaat de kasseistrook en komt op een asfaltweg. Cattoir geeft nog een forse laatste duw

49 seconden

Hennie trekt het linkertoeclipriempje aan en is op dat moment weer in cadans


Wanneer Kuiper weer in gang is, wordt gemeld dat het duo Moser-Duclos-Lassalle nog een achterstand heeft van 17 seconden. Kuiper moet derhalve op het moment van het incident al een kloof hebben geslagen van ruim 1 minuut met zijn medevluchters. Er is nog zes kilometer te gaan.

Francesco Moser weet zich 34 jaar na die bewuste Parijs-Roubaix nog maar weinig van het incident te herinneren. De Italiaan, die als wijnbouwer inmiddels een grote naam heeft opgebouwd, praat liever over de drie achtereenvolgende jaren, waarin hij op grootse wijze als triomfator tevoorschijn kwam uit de Hel van het Noorden. In 1978 en 1979 troefde hij Monsieur Paris-Roubaix, Roger De Vlaeminck af; in 1980 verwees hij Gilbert Duclos-Lassalle naar de tweede plaats.

image

De aanleiding voor het oponthoud in de finale van Parijs-Roubaix. Hennie Kuiper draait met de bocht naar rechts. Zoekt links van de weg een spoor naast het wegdek. En moet uitwijken voor een hurkende amateurfotograaf. Zijn achterwiel krijgt een klap in een onzichtbaar diep gat, dat met water is gevuld. Band eraf! Kuiper gooit de fiets in de berm. En klapt in de handen om zo snel mogelijk nieuw materiaal te krijgen

Moser: ‘Kuiper moet je geen ruimte gunnen’

Moser kent de coureur Hennie Kuiper natuurlijk wel goed. ‘In twee koersen, die ik graag had willen winnen, heeft hij mij afgetroefd: op de Olympische Spelen van 1972 toen ik hem niet terug kon halen, nadat hij was gedemarreerd en op het wereldkampioenschap 1975, waar ik bij iedere poging om achter hem aan te springen steeds een van zijn Nederlandse ploegmaats achter mij aankreeg.’
Hij weet dat je Hennie Kuiper geen ruimte moet gunnen. ‘Wanneer hij een keer weg is, zie je hem niet meer terug. Dat was dus ook het geval in 1983. Ik wist niet dat hij pech had. Niemand heeft ons verteld dat hij zoveel tijd had verloren en we hebben hem ook niet echt in het vizier gehad. Neen, hij was vertrokken en dan wist je dat het heel moeilijk was om hem nog terug te halen.’
Dat blijkt op die zondag. Hennie is niet te stuiten. ‘Op het moment dat ik op het asfalt kwam, heb ik de ketting naar de 13 gegooid en even later al naar de 12.’ Die versnelling blijkt groot genoeg om opnieuw op topsnelheid te komen ‘Ik gooide alles wat ik nog had in de strijd. Het laatste heuveltje, bij Hem, vloog ik op.’

Normaal gesproken draait een professioneel coureur zijn hand niet om voor zo’n hindernis, maar na een slopende koers van meer dan 250 kilometer ligt dat heel anders, kan het aanvoelen als een col van de buitencategorie.
Hennie rijdt onder de rode vlag door, het signaal dat hij aan de laatste kilometer is begonnen. Naast hem ziet hij de rode wagen van koersdirecteur Félix Lévitan opdoemen. De kleine gestalte, getooid met een leren pet, buigt zich voorover en spreekt tegen de voortijlende coureur de woorden: ‘Monsieur Kwiepèr. Mes félicitations. Vous êtes fantastique aujourd’hui.’

Hennie draait de oprit naar de piste op. Hij ziet supporters staan. ‘Wanneer je echt goed bent, zie je alles.’ Dan bereikt hij het cement van de wielerbaan van Roubaix en begint jubelend voor de volgepakte tribunes aan zijn laatste ronde.
Kuiper roemt het aandeel van mecanicien Gilbert Cattoir in zijn grote zege. ‘Gilbert heeft voor mij Parijs-Roubaix gewonnen.’ Hij is de man die op het beslissende moment het overzicht behoudt. Anders dan de altijd nerveuze ploegleider De Bruyne gaat hij niet nodeloos aan de defecte fiets sjorren. Hij komt met de reservefiets aan en duwt uit alle macht Kuiper op gang, op het uiterst smalle asfaltstrookje naast de kasseien.
‘Ik kon dat omdat ik nog de conditie had van een veldrijder,’ vertelt Cattoir. ‘Tot de winter voordien deed ik aan cyclocrossen. En dan moet je wel trainen om hard te kunnen lopen. Dat kwam mij bij dat incident met Hennie goed van pas.’
Ruim honderd meter duwt Cattoir zo hard hij kan Kuiper aan. ‘Goh, ik was kapot, ben terug gerend naar de auto en ik zat er nog maar net in, toen ik de achtervolgers, Moser en Duclos-Lassalle zag komen. Hadden we tien seconden meer nodig gehad om Hennie op weg te helpen, dan waren ze bijna bij hem geweest. Het was mooi dat ik zo’n goede conditie had.’

Cattoirs aandeel in Kuipers overwinning is inderdaad onbetwistbaar groot. Zonder zijn inbreng zou hij in het zicht van de finish wellicht zijn gestrand. Dat alles laat onverlet dat Hennie op 10 april 1983 een historische prestatie heeft geleverd, waarop hij zèlf in de eerste plaats trots mag zijn.
Achteraf bezien mag hij de amateurfotograaf die hem tot de bijna noodlottige manoeuvre door die kuil dwong, wel dankbaar zijn. Want door dat incident krijgt zijn zege een heroïsche dimensie. Zonder die ‘verdomde’ fotograaf hadden we niet zo’n zenuwslopende fietswissel beleefd. Het zou nog altijd een schitterende triomf zijn geweest, maar eentje zonder heroïek.

image

De mythe van de lekke band voor altijd weerlegd. Kuiper reed niet lek in de finale van Parijs-Roubaix. De band liep van de velg af

image

Hennie Kuiper pakt zijn fiets en probeert vast het achterwiel los te krijgen, omdat Fred De Bruyne met een nieuw wiel komt aanzetten

image

Fred De Bruyne slaat uit volle macht om het wiel los te krijgen, maar slaagt niet in zijn opzet

image

Gilbert Cattoir begrijpt wat onder de gegeven omstandigheden wèl noodzakelijk is: een nieuwe fiets. Hij heeft de middelste fiets van het dak van de ploegleiderswagen gehaald en komt – los van het wegdek – met zevenmijlspassen aanzweven

image

Eeuwige roem voor Hennie Kuiper. De zege in Parijs-Roubaix 1983 zal voor een deel de rest van zijn leven kleuren

image

De zege op de wielerbaan van Roubaix van Hennie Kuiper 1983 behoort tot het Nederlands sporterfgoed. Bij een verkiezing voor het Sportmoment van de Eeuw in december 1999 wedijverde de zege van Kuiper onder andere met het Olympisch volleybalgoud van Atlanta 1996, met de Elfstedentochtzege van Reinier Paping, met de Wimbledonvictorie van Richard Krajicek en de vier gouden medailles in Londen 1948 van Fanny Blankers-Koen

image

Cartoonist Dik Bruynesteyn portretteert Hennie Kuiper als een regelrechte mannetje sputter die de concurrentie heeft vermorzeld

image

Fred De Bruyne is er als de kippen bij om op het middenterrein van de wielerbaan van Roubaix te delen in de feestvreugde rond Hennie Kuiper

Trofeo Baracchi

Na de heroïsche zege in Parijs-Roubaix rijdt Kuiper misschien geen topseizoen, maar toch mag zijn uitslagenlijstje gezien worden. In de Ronde van Lombardije (4), de Vuelta (5) en in Luik-Bastenaken-Luik (6) toont de 34-jarige dat er nog altijd rekening met hem moet worden gehouden. De Tour de France moet hij verlaten, wanneer zijn vader is overleden.
Het meest opvallend is zijn prestatie in de Trofeo Baracchi, de koppeltijdrit die hij altijd zo graag wilde winnen, maar ook in 1983 niet aan zijn palmares kan toevoegen. De eerste keer dat hij deelneemt, in 1975, wanneer hij zijn verse regenboogtrui kan tonen, rijdt hij met Gerrie Knetemann, zijn toekomstige ploeggenoot bij TI-Raleigh. Het duo eindigt als derde op 3.01 minuten achter het winnende koppel, Francesco Moser-Gianbattista Baronchelli. Freddy Maertens en Michel Pollentier eindigen op 51 seconden, ook nog voor Kuiper-Knetemann.

Nadien strandt Hennie tot drie keer toe op de hem zo vertrouwde tweede plaats. In 1978, met Joop Zoetemelk als koppelgenoot, manifesteert Hennie zich als de sterkste van het duo. Het winnende koppel Roy Schuiten-Knut Knudsen is aan de meet echter 24 seconden sneller dan de twee Nederlanders. Vier jaar later met de pure specialist Bert Oosterbosch bereikt hij weer de tweede plek bij de eindstreep die bij de scheve Toren van Pisa is getrokken. Het koppel Daniel Gisiger-Roberto Visentini blijkt sneller. Kuiper wordt opnieuw tweede op slechts 24 seconden. Hij is zwaar gefrustreerd. Onderweg neemt Oosterbosch zelfbewust de leiding. Hij is toch immers de betere tijdrijder, de specialist? Maar dan ken je Hennie nog niet. Hij neemt de leiding over en Bertje, die dappere roodharige Bertje, gaat helemaal de vernieling in. Hij is blij dat hij Kuipers wiel heeft kunnen houden. ‘Dat nooit meer.’
Adrie van der Poel meldt zich aan voor de Trofeo 1983. ‘Dan rijd ik met jou,’ zegt Van der Poel tegen Kuiper. Er wordt zwaar op Adrie ingepraat, met name door José De Cauwer. ‘Niet doen Adrie, die Kuiper rijdt je helemaal verrot.’

Hennie rijdt niet Adrie naar de Filistijnen, maar omgekeerd. Dat wil zeggen: 85 kilometer lang is Van der Poel de betere. Dan verzwakt hij en blijkt weer hoe sterk dat lijf is van die eeuwige diesel-Kuiper. ‘Ik heb nooit van mijn leven zo afgezien als in de laatste tien kilometer van die Trofeo Baracchi aan het wiel van Hennie.’ Weer wordt een duo, waarvan Hennie deel uitmaakt als tweede geklasseerd, op 1.10 minuten van het Zwitsers-Italiaanse duo Daniel Gisiger-Silvano Contini.
‘Dat lag niet aan mij,’ vertelt Van der Poel, maar aan directeur-sportief Fred De Bruyne. ‘We reden, zoals gewoonlijk in die dagen, op van die duikbootfietsen. Dat zou het meest aerodynamisch zijn. Een paar minuten voor de start kwam De Bruyne aanrennen om te vertellen dat hij bij Hennie en bij mij nieuwe wielen had laten monteren. Nou, dat hebben we geweten. Tot twee keer toe moesten we onderweg stoppen omdat er spaken los zaten. Dat heeft ons de overwinning gekost.’
José De Cauwer is woedend na afloop. ‘Die mannen hadden gewoon op de wielen moeten koersen, waarmee ze de hele week hadden getraind. Dan was er niets aan de hand geweest.

Het gaat zakelijk gezien slecht met sponsor Jacky Aernoudt. In het najaar wordt bekend dat de ploeg ophoudt te bestaan.
Op 28 februari 1984 wordt het faillissement van Jacky Aernoudt uitgesproken, maar Hennie heeft in de maanden daarvoor al een andere sponsor gevonden in Joop Steenbergen, directeur-eigenaar van Kwantumhallen, die met een ploeg onder die naam in het peloton verschijnt. Peter Post, die zijn Raleigh-ploeg ziet leeglopen, duidt de ploeg schamper aan als de ‘potten- en pannenploeg.’
Steenbergen zat in april voor de televisie toen de adembenemende Parijs-Roubaix werd uitgezonden, waaruit Hennie als triomfator tevoorschijn kwam. ‘Dat wil ik ook,’ riep Steenbergen. Hij vindt in Jan Raas, die Peter Post woedend de rug had toegekeerd, een ideale partner. Raas contracteert de renners en ziet in Kuiper een belangrijke pion voor de nieuwe formatie. ‘Met Jan kon ik goed overweg. Hij was de man die bij Raleigh de lijnen uitzette.’

Dat het bij Kwantum op een mislukking uitdraait, komt doordat Raas om onbegrijpelijke redenen Lomme Driessens tot ploegleider bombardeerde. Driessens was geen hoogvlieger, hij spéélde hoogvlieger, had een brutale babbel, maar kon geen ploeg opbouwen. Wanneer hij bij Kwantum binnen komt, is hij al aan het afbouwen. Het wordt dus niets met Lomme.
Toch is Hennie in 1984 nog heel dichtbij weer een grootse Parijs-Roubaix. Er komt een kopgroep van zestien renners tot stand, waarin niet minder dan vijf coureurs van Kwantum: Leo van Vliet, Hennie Kuiper, Ludo Peeters, Jacques Hanegraaf en Adje Wijnands. Zo’n numerieke overmacht moet leiden tot een ondubbelzinnige triomf. Maar de mannen rijden niet voor elkaar. Er is onderling concurrentie. Kuiper schuldbewust: ‘Ja, ik was de kopman. Ik had moeten optreden. Maar dat deed ik niet. Ik heb die eigenschap nu eenmaal niet.’ En dus gaat de Ier Sean Kelly er met de winst vandoor.

Hennie Kuiper heeft het niet echt naar zijn zin bij Kwantum. Het stoort hem vreselijk dat er zoveel na-ijver is tussen de formaties van Kwantum (Raas) en Panasonic (Post). Wanneer verzorger Rudy Bergmans hem vraagt het team van het Belgische Verandalux te versterken, hapt hij snel toe. Het is een team met onder anderen de Belgen Jos Jacobs en Gery Verlinden en de Nederlanders Teun van Vliet, Jan en Adri van Houwelingen en later dat seizoen ook nog Gert Jakobs. Directeur-sportief is Roger Swerts, destijds een van de steunpilaren van Eddy Merckx en een goede bekende van Kuiper.

image

image

In de Tour van 1983 geeft Hennie Kuiper nog een sterk staaltje ten beste, wanneer hij in de finale van de rit naar Bordeaux alleen aan kop rijdt met Bert Oosterbosch. In de sprint in de ‘Nederlandse’ etappeplaats moet Kuiper Oosterbosch voor laten gaan

image

1984 in de Ronde van Vlaanderen. Parool-verslaggever Harrie ten Asbroek (witte kaart om de nek) heeft een plekje op de Koppenberg gevonden om Hennie Kuiper lopend naar boven te zien komen. Links heeft Alain Bondue de fiets op de nek. Achter Hennie kluunt Urs Freuler

image

Hennie Kuiper worstelt zich op de Muur van Geraardsbergen in Vlaanderens Mooiste van 1984 naar boven met Jos Schipper in zijn voetspoor

image

Hennie Kuiper is als weinig anderen bestand tegen de elementen. Maar verkleumd tot op het bot valt zelfs Kuiper ten prooi aan de hunkering naar de thermoskan